Panem, het Capitool, 2056. Het aftellen is begonnen. Vanuit ieder district zijn er twee mensen afgevaardigd. We staan tegenover elkaar. De bloeddorstige blik van mijn tegenstanders is angstaanjagend. In het midden van ons ligt munitie. Ik ga voor de pijl en boog.
Het gevechtseiland is dit jaar simpel gehouden. De spelmakers zijn creatief geweest in hun eenvoud: nauwelijks plekken om je goed te verbergen, geen bomen om in te klimmen, enkel wat enorme kussens om je achter te verstoppen en het gevechtsveld is nog geen voetbalveld groot. Één voordeel: als het mijn tijd is vandaag, dan weet ik in ieder geval dat het snel gebeurt. De omstandigheden zijn echter ondraaglijk: het glas boven onze hoofd zorgt voor een enorm broeikaseffect. Het zweet breekt me uit, van de warmte of de angst?
3, 2, 1… Ik ren zo hard als ik kan! Die munitie lijkt opeens een kilometer van mij vandaan te liggen. Mijn tegenstanders komen steeds dichterbij. Ze pakken, verassend genoeg, allemaal een pijl en boog. Sommigen schieten elkaar al af.
*Boem* *Boem* *Boem*
Nu al drie dood! Ik heb mijn pijl nog niet eens. Hoe kom ik hier veilig weer weg?! Ze zijn te druk met elkaar en met hun pijl op de boog krijgen. In een luttele seconde heb ik mijn pijl en boog en ren ik weg, op zoek naar veiligheid. Ik voel een pijl langs mijn arm schaven. Angstaanjagend, maar gelukkig geen pijn. En nu heb ik twee pijlen!
Ik vorm een verbond met enkele andere afgevaardigden. Samen zijn we sterker. Zodra we de rest hebben verslagen, wordt het ieder voor zich. Ik voel mij veiliger. Die lange blonde is een geboren schieter, maar een verschrikkelijke ontwijker. Haar pak ik als laatst.
Ik zie mensen uitputten. Sommige sterven van uitdroging, andere van onoplettendheid en enkelen worden op brute wijze afgemaakt. Achter dat kussen zit ze: mijn eerste slachtoffer. Ik ren, keihard, op haar af. Ze heeft nog niks door. Ik hoef niet eens te schieten, ik ben nu bijna zo dichtbij dat ik haar met mijn pijl persoonlijk neer kan steken. De adrenaline kickt in… of is het pijn?
Ik ben geraakt! Mijn beeld wordt snel onscherper. Alle kleur trekt uit mijn gezicht. Langzaam verlies ik mijn evenwicht. Met mijn shirt probeer ik het bloeden te stelpen. In de verte hoor ik iemand juichen. Is er een feestje? Het is te laat. Ik heb gevochten voor mijn district. Ik kan trots sterven.
— In de hemel —
Waar ben ik? Wat ruikt hier zo lekker? Wie zijn deze mooie vrouwen om mij heen? Die aroma’s.. heerlijk vlees, en stokbrood met kruidenboter! Dit moet wel district 1 zijn? Nog beter zelfs: wijn! Ik heb gestreden en ik werd beloond!